God geeft meer dan wat wij vragen (Wout van den Akker)

  woutvandenakker‘Dag Wout, met Wout, hoe is het met Wout?’ ‘Goed Wout, en hoe is het met Wout?’ Wie het nog volgen kan, beseft dat ik in gesprek ben met een naamgenoot. Als ik hem in dit gesprek vraag voor een interview hoeft ‘de andere Wout’ niet lang na te denken: ‘Ik vind mijn verhaal niet mooi, maar dat ik daar nu iets mee mag betekenen in de levens van anderen, verrast mij telkens weer.God heeft mij niet afgeschreven.’ Onwillekeurig komen mij de woorden uit Psalm 66 vers 16 te binnen: ‘Komt, luister, allen die God vreest, en ik zal vertellen wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.’ Wat een bemoediging! Ik hoef niet te schrijven over wat ‘de andere Wout’ allemaal gedaan heeft, maar mag schrijven over Wie God is, met name ook in het leven van Wout.

De 51-jarige Wout van den Akker groeide op in een Limburgs gezin waarin het geheimen hebben voor elkaar niet vreemd was. Op 12-jarige leeftijd ontdekte Wout bijvoorbeeld zelf dat zijn twee zussen geen echte zussen waren, maar halfzussen uit een eerder huwelijk van zijn moeder. Ook bleek er nog een halfbroer te zijn uit een eerder huwelijk van zijn vader, die Wout nog nooit ontmoet heeft. Bovendien was zijn moeder alcoholiste. Dit betekende voor Wout dat hij wel bij zijn vriendjes thuis kwam, maar er voor paste om diezelfde vriendjes bij hem thuis uit te nodigen. Op jonge leeftijd moest al gezegd worden, dat Wout in feite alleen maar thuis kwam om te eten en te slapen. Kortom: Genoeg ingrediënten om het ‘fout met Wout’ te laten gaan.

Wanneer ging het echt ‘fout met Wout’?
Reeds op 14 jarige leeftijd ging ik softdrugs gebruiken. Coffee-shops waren er toen nog niet en het gebruik en de handel gebeurde in achterkamertjes. Mijn ouders vermoedden wel dat ik iets gebruikte, maar zolang zij er geen last van hadden of klachten kregen, werd er niets van gezegd. Doordat mijn ouders onderling vaak ruzie hadden, zocht ik mijn heil steeds vaker buitenshuis. Het roken van hasj zorgde ervoor dat ik mijn onprettige thuissituatie en identiteitsproblemen kon vergeten.

Hoe ging het met je studie?
Ik kon best goed leren en begon op het Gymnasium om daarna, vanwege het gebruik van drugs, af te zakken naar het Atheneum. Daar werd ik uiteindelijk van school gestuurd omdat ik meer spijbelde dan aanwezig was.

En toen?
Ik was zestien jaar oud toen ik zelf ging dealen. Je moet toch uiteindelijk geld hebben om goed voor jezelf te zorgen, zeker voor wat betreft je eigen drugsgebruik. Ook werkte ik in de weekenden in een discotheek die euregionaal bekend stond om zijn drugsgebruik en handel. Ik ging daarnaast nog 2 jaar naar de M.T.S. om mijn ouders een plezier te doen, maar leren deed ik daar niet. Toen ik achttien jaar oud was ging ik werken bij een automobielfabriek, waar ik mijzelf vanuit de fabriek opwerkte naar een administratieve functie. Omdat het gebruik van hasj alleen mij niet voldoende bevredigde, ging ik heroïne en cocaïne gebruiken. Al heel snel ging het van kwaad tot erger. Hierdoor was ik niet meer betrouwbaar voor de ‘bazen’ in de hasjhandel, waardoor ze geen zaken meer met mij deden. Tja, wat moet je dan doen om aan voldoende geld te komen? Ik begon niet alleen met het bestelen van mijn ouders, maar ook mijn collega’s moesten het ontgelden. Ik moest en zou immers de beschikking krijgen over het benodigde geld: Gemiddeld zo’n 250 gulden per dag! Dit kon ik zo vier jaar volhouden. Nooit zal ik de dag van 26 juni 1985 vergeten. Het was mijn 24e verjaardag. Wat zo’n mooie dag had kunnen zijn, eindigde in een drama: Op die dag kreeg ik mijn ontslag op mijn werk en zetten mijn ouders mij het huis uit. Hierdoor ging het met mij steeds verder bergafwaarts en op 26-jarige leeftijd kwam ik vanwege mijn gedrag voor de eerste keer in de gevangenis. Mijn familiebanden werden grotendeels verbroken en ik begon me steeds vaker eenzaam te voelen. Heel mijn leven stond of viel bij het gebruik van drugs. Na jaren zo geleefd te hebben wilde men mij in 1996 vermoorden. Ik ben toen weggevlucht naar een andere stad. Op zeker moment verloor ik mijn bril en ervoer dat vanwege mijn slecht gezichtsvermogen als een groot gemis. Hoe kwetsbaar en angstig is immers een vluchteling, die nauwelijks iets kan zien? Daarnaast was mijn geld op en gebruiken was alleen nog mogelijk door te spuiten in mijn nek. Ik zag nog maar één uitweg en was daarin vastbesloten: Zelf een eind aan mijn leven te maken door van een brug af te springen…

En toch zit je nu hier…?
Op dat moment spraken mij mensen op straat aan die aan het evangeliseren waren en mij over God vertelden. Dit deed iets met me. Voordat ik er zelf erg in had, was ik het zondaarsgebed aan het nazeggen. Deze zelfde mensen nodigden mij uit om de volgende dag naar een samenkomst te komen. Hoewel ik er niet veel van begreep, voelde ik daar warmte en geborgenheid. Ze gaven me ook een Gideon-bijbeltje mee. Ik las daar wel in, maar begreep er nog steeds niet veel van. Toch was er meer en meer een stem in mij, die tegen me begon te spreken, juist als ik verkeerde dingen wilde gaan doen. Achteraf heb ik geleerd dat die stem de Heilige Geest moet zijn geweest.

 

Kwam het toen tot een doorbraak, Wout?
Nee, niet direct. Ik was te verslaafd en voelde mij bovendien niet veilig in die stad. Daarom ben ik naar het Leger des Heils in Rotterdam gegaan. Via een bloedonderzoek aldaar kwamen ze erachter dat ik een vorm van kanker had, zij het vooralsnog zonder uitzaaiingen. Ik belandde in het ziekenhuis en de operatie en behandeling zorgde ervoor dat ik zelf nooit kinderen meer zou kunnen verwekken. Tijdens die ziekenhuisperiode voelde ik echter een rust over me die ik op dat moment niet kon verklaren. Achteraf weet ik dat Jezus me hierin gedragen heeft. Opnieuw kwam ik terecht bij het Leger des Heils waar ik boeken las van onder meer Corrie ten Boom en Nicky Cruz, die mij echt iets deden. Hierdoor besloot ik om begin 1997 naar ‘De Hoop’ in Dordrecht te gaan en kwam op een wachtlijst te staan. Tijdens deze periode van wachten moest ik nog een gevangenisstraf uitzitten. Ik zat in één cel met een man, die op zijn borst de cijfers 666 had getatoeëerd. Satan doet alles om een mens maar bij God weg te houden. Door hem liet ik me beïnvloeden tot het maken van verkeerde keuzes. Nadat ik mijn straf had uitgezeten, koos ik er voor om toch eerst drie weken ‘vakantie’ te nemen in plaats van naar ‘De Hoop’ te gaan. Ik had namelijk geld van de belasting teruggekregen. Dit had ik nooit moeten doen: Het ging dus weer echt ‘fout met Wout’. Toch kon ik na drie weken worden opgenomen bij ‘De Hoop’. Ik verbleef daar zes maanden in eigen kracht totdat ik tijdens mijn behandeling terugviel in drugsgebruik. Mijn behandeling beëindigde hiermee. Wel bleef ik in Dordrecht wonen, hield me niet meer bezig met criminele praktijken, behoudens een enkele winkeldiefstal als de nood echt te hoog was, maar verdiende mijn geld met de verkoop van de Straatkrant. Een ander leven wilde ik wel, alleen wilde ik dit telkens in eigen kracht doen en bovenal de liefde voor de heroïne niet loslaten. Ik moest dus nog heel wat gaan afleren…met als gevolg nog een paar mislukte opnames bij ‘De Hoop’.

En hoe kwam het dan toch tot een doorbraak?
In 2005 leefde ik op straat en sliep in een papiercontainer in de vrieskou. Ik riep het uit naar God: Help me Heer!!! Hij is een God van humor want vlak daarna werd ik staande gehouden door een agent. Er stond bij Justitie nog een behoorlijk bedrag aan verkeersboetes open omdat ik een aantal jaren daarvoor tegen een vergoeding 48 auto’s op mijn naam had laten zetten. Hierdoor had ik de komende tijd een warme slaapplek in de gevangenis. Ik zat daar in een cel met een mooi uitzicht op de zonsopgang. In die periode ben ik God echt gaan zoeken. Op een ochtend zag ik in gebed, achter de opkomende zon, de vorm van een rood hart. Toen ik later weer keek, zag ik een Man met uitgespreide armen, alsof Hij op mij stond te wachten. Ik wist het: Dit is Jezus! Ik ben toen radicaal afgekickt door elke vorm van medicatie te weigeren.

Dit raakt je nog steeds hè Wout, hoe ging het nu verder?
Tijdens deze periode kreeg ik hulp van de gevangenispredikante die mij twee opties aanbood als vervolg op mijn detentie: Een kamertraject in Vlissingen of Horeb in Apeldoorn. Ik koos voor het kamertraject. Doordat deze keuze vanwege plaatsgebrek te lang op zich liet wachten, kwam ik uiteindelijk bij Horeb terecht. Dit was een plek waar ik in eerste instantie absoluut niet wilde zijn, maar die uiteindelijk wel nieuw leven bracht. De sleutel was dat ik het niet meer in eigen kracht hoefde te doen doordat de liefde van en voor Jezus van mijn hoofd naar mijn hart zakte. Ik ben er ook gedoopt. Ik ben daar tweeëneenhalf jaar als bewoner geweest en daarna twee jaar als participant medewerker met behoud van uitkering. Vroeger was ik altijd een hardloper en daarom ook een doodloper. Voor de maatschappij was ik ooit afgeschreven en gedoemd om een leven lang gepamperd te worden door gratis heroïne en methadon. God had echter een ander plan met mijn leven. Bij Horeb nam ik de tijd om met Jezus een fundament te leggen in mijn leven als basis voor een goede toekomst. 

Hoe is momenteel je relatie met je ouders?
Tussen mijn ouders kwam het na 30 jaar huwelijk tot een echtscheiding, mede door de verslaving van mij en mijn moeder. Mijn moeder is in middels 19 jaar geleden overleden en met mijn vader heb ik al twintig jaar geen contact meer. Ik zou dit wel graag willen en heb dat ook verschillende keren geprobeerd, maar ondanks zijn leeftijd (84 jaar) wil hij dit niet. Ik heb hem gelukkig wel vergeving kunnen vragen, vergeving gegeven en hem gezegend voor de jaren die hem nog resten. Hierdoor heb ik ervaren dat ik verder kan met mijn eigen leven.

Je bent nog niet zo heel lang geleden getrouwd. Hoe staat je vrouw daar nu in?
Hoewel ik wist nooit meer vader te kunnen worden, was het wel het gebed van mijn hart om een lieve vrouw naast mij te krijgen. Ik heb daar God ook echt om gebeden. Toen ik na drie maanden in een kerkdienst mijn getuigenis mocht geven, dacht ik op dat moment niet aan mijn verlangen naar een vrouw. God dacht er echter wel aan. In de kinderdienst was een begeleidster, Agnes genaamd, die ik niet kende en die ook mijn getuigenis niet had gehoord. Toch kwamen wij na de dienst met elkaar in gesprek. Tijdens een etentje, waarvoor ik haar na een paar ontmoetingen uitnodigde, heb ik mijn hele verhaal met haar gedeeld en zij het hare. Om 18.00 uur namen we plaats en om 23.00 uur zaten we er nog en nog waren we niet uitgepraat. Ook vertelde ik haar van de lichamelijke gevolgen van mijn verslaving, waar ik vermoedelijk nooit meer van af zal komen. Ik ben aan één oog bijna blind door oog-TBC en heb nog steeds Hepatitis C. We hebben veel vóór, òm en vooral ook mèt elkaar gebeden. God heeft ons gebed verhoord: Ik verlangde alleen maar naar een vrouw, maar kreeg er bovendien nog twee kinderen bij uit een eerder huwelijk van Agnes. God geeft vaak méér als waar wij om vragen! Na een periode van 4 jaar om elkaar beter te leren kennen (we zagen elkaar alleen in de weekenden) zijn we twee jaar geleden op de locatie van Horeb met elkaar getrouwd. 

Dat is mooi Wout! Het kan nooit zo zijn, dat alles in dit gesprek naar voren is gekomen. Wat mag ik zeker niet vergeten? Het geheim is dat er mensen in mij zijn blijven geloven en vooral zijn blijven bidden. Nu mag ik een echtgenoot en vader zijn, bij ‘Vrienden van De Hoop’ werken, op veel plekken mijn getuigenis geven en een Stay Clean-groep leiden. Het is echt waar: God geeft méér dan waar wij om vragen!