Van dealer tot evangelist (Jan van Weenen)
Hij dronk, dealde drugs en was een lastpak voor z’n omgeving, maar Jan van Weenen is veranderd. “Ik geloof.” ‘Ik was zo pissed off dat ik tot twee keer toe een vuurwerkbom van strijkers op de stoep van het politiebureau gooide’
Jan van Weenen (44) maakte in zijn jeugd soms foute keuzes. Zo liet hij het duivelse getal ‘666′ op zijn hand tatoeëren. ‘Hier zat ‘ie’. Jan wijst naar een plek tussen duim en wijsvinger. “Ik heb er een ander overheen gezet.” Zijn twaalfjarige dochter Mielo, die naast Jan op de bank zit, luistert aandachtig naar haar vaders verhaal. Ze logeert deze kerstvakantie een paar daagjes bij ‘m. In zijn kleine woning op het dorp van De Hoop, een GGZ-instelling voor evangelische hulpverlening in Dordrecht. Daar is Jan bezig om z’n leven weer op de rails te krijgen. Dat lukt aardig, “dankzij de hulp van de Heere.” Hij drinkt niet meer, heeft werk, helpt anderen en zingt in z’n vrije tijd geestelijke liederen. “Als je mij vijf jaar geleden had gezegd dat ik in een gospelkoor zou zitten, had ik je compleet voor gek verklaard”, lacht Jan. De opmerkelijke ommezwaai in zijn leven zal voor veel inwoners van Ouderkerk een verrassing zijn. Want Jan stond in z’n ouderlijk dorp bekend als een notoire lastpak. “Ik was iemand die schijt had aan de hele wereld.”
Boeman
Al vroeg in z’n tienerjaren raakte Jan geïnteresseerd in het satanisme. De film ‘The Omen’ maakte grote indruk op hem en op zijn kamer draaide hij black metal, muziek van bands als AC/DC en Slayer met soms satanische teksten. “Ik vond dat wel stoer, maar besefte toen niet wat voor duistere krachten er achter die muziek schuilde. Het was denk ik ook een manier om me af te zetten tegen m’n ouders.” Die zaten elke zondag in de kerk. Jan moest mee, maar had niks met het geloof. “God was voor mij een boeman. Ik begreep niks van de verhalen uit de bijbel en wílde die ook niet begrijpen.” Rond z’n vijftiende begon het drugsgebruik. Hij rookte wiet en snoof speed. En het bleef niet alleen bij gebruiken, Jan ging ook dealen. Hij betrok een huis langs de IJsseldijk. Er ontstonden problemen. Met buren die klaagden over geluidsoverlast (Jan speelde gitaar en drumstel) en met z’n huisbaas. Die wilde de woning slopen voor nieuwbouw. Jan moest dus weg, maar wilde niet. Uiteindelijk trok hij aan het kortste eind. Uit pure boosheid stichtte hij brand op het terrein van z’n oude huisbaas. Gepakt werd ‘ie niet. In z’n nieuwe woning ging het niet veel beter. Een jaar lang moest ‘ie het doen zonder gas en licht. “Ik ben toen maar stroom van lantaarnpalen gaan aftappen. Ik moest toch stofzuigen.” De drugshandel ging onverminderd door. Dag en nacht kwamen er ‘klanten’ over de vloer. Toch belandde Jan voor iets heel anders achter de tralies. “‘M’n drumstel werd door de politie in beslag genomen omdat de buren weer ‘ns hadden geklaagd. Ik was zo pissed off dat ik tot twee keer toe een vuurwerkbom van strijkers op de stoep van het politiebureau gooide.” Jan werd gepakt en biechtte al z’n zonden op. “Ik was het zat, wilde schoon schip maken om zo opnieuw te beginnen.” Hij verdween voor drie maanden in de bak. Eenmaal vrij kostte het hem moeite om onderdak te vinden. Om Ouderkerk wat onder druk te zetten, kampeerde hij drie weken lang in de tuin van het gemeentehuis. Stroom haalde hij bij de schippersaanlegplaats. Veel hielp het niet. Hij verhuisde met zijn tent naar camping Hitland in Nieuwerkerk waar hij, op kosten van de gemeente Ouderkerk, een woonwagen mocht betrekken. In z’n persoonlijk leven ging het bergafwaarts. Na de geboorte van Mielo stopte hij met de drugshandel. Gevolg: geldnood. Jan werd depressief, slikte zware medicijnen en hing heel de dag voor de tv. “Ik voerde een geestelijke strijd die ik maar niet kon winnen. De duivel belette het me om uit m’n situatie te geraken” Door alle problemen – en woede-aanvallen waarmee Jan kampte – liep zijn huwelijk op de klippen. Een uitweg zag hij niet meer. “Ik was hopeloos, moedeloos en machteloos tegelijkertijd. Het enige wat in me opkwam was ‘ik maak mezelf af’.” Iemand bij de gemeente Nieuwerkerk wees ‘m op de evangelische gemeente ‘Het Kruispunt’. Na wat aarzeling bezocht hij op 23 april 2006 een dienst. Het bleek een keerpunt te zijn in zijn leven. “De preek, de liederen, de woorden: alles viel opeens op z’n plaats. Ik ben naar voren gelopen en heb huilend op m’n knieën om vergeving gevraagd. Vanaf dat moment heb ik m’n hart aan de Heere gegeven.” En daar heeft hij geen spijt van. Hij kreeg een baan en kwam bij De Hoop terecht om van z’n drankprobleem af te komen. Dat lukt goed en ook de schulden behoren bijna tot het verleden. Bang om terug te vallen is hij niet. “Als ik nu over mezelf en m’n oude leven praat, praat ik over een ander persoon. Omdat ik Jezus heb leren kennen.” Jan wil nu het evangelie verkondigen, anderen vertellen over het geloof.